Skip to main content
Skip table of contents

TORU 5.5 Gebruik

Gebruik

Algemeen

De robot werkt in automatische modus. Deze ontvangt zijn opdrachten via het centrale, opdracht-genererende systeem op de locatie. Als de robot een niet-uitvoerbare opdracht krijgt, geeft deze een foutmelding en wordt de volgende opdracht uitgevoerd.

De toren sluiten

1) Aluminium profiel, 2) Laserscanner

Als de toren handmatig is verplaatst, kan de normale werking pas worden hervat nadat de toren is gesloten. Draai de toren handmatig totdat het aluminium profiel (1) in de richting van de laserscanner (2) wijst.

Accuschakelaar

Positie van schakelaar ontkoppelen van de accu

De accuschakelaar ontkoppelt de accu van alle elektrische componenten.

Gebruik

Draai de accuschakelaar rechtsom om de robot van spanning te voorzien. Draai de schakelaar linksom om de accuspanning van de robot te ontkoppelen. De schakelaar kan verder linksom worden gedraaid nadat de accu is ontkoppeld waarna deze kan worden verwijderd.

De robot inschakelen

1) Sleutel, 2) Sleutelschakelaar

De sleutelschakelaar is de hoofdschakelaar voor de machine. De sleutel kan in beide standen worden verwijderd om te voorkomen dat de robot onbedoeld wordt uit- of ingeschakeld.

Vereisten:

  • Accuschakelaar is ingeschakeld.

  • De robot is uitgeschakeld.

  • Alle noodstopknoppen zijn ontgrendeld.

  • De toren is gesloten.

  • Sleutel aanwezig.

Uitvoering:

  1. Plaats de sleutel (1) in de sleutelschakelaar (2).

  2. Draai de sleutel rechtsom.

De robot wordt ingeschakeld en begint op te starten. Nadat het opstarten is voltooid, begint de robot met zijn taken.

De robot stoppen

1) Noodstopknop aan de achterzijde, 2) Noodstopknop aan de voorzijde

De robot heeft twee noodstopknoppen. In een gevaarlijke situatie kunnen alle gevaarlijke bewegingen worden gestopt door op een noodstopknop te drukken. Naast het stoppen van de robot in een gevaarlijke situatie, worden de noodstopknoppen ook gebruikt om zonder gevaar aan de robot te werken.

Attentie!

Als er een noodstopknop wordt ingedrukt, knipperen de led-strips aan de voor- en achterzijde rood.

Noodstopknop activeren

1) Noodstopknop

Druk op de noodstopknop die het dichtst bij is.

De noodstopknop wordt ingeschakeld en vergrendeld. Alle gevaarlijke robotbewegingen worden gestopt. Er kan aan de robot worden gewerkt.

Ontgrendel de noodstopknop

1) Noodstopknop, 2) Drukknop

  1. Zorg ervoor dat het ontgrendelen van de noodstopknop geen gevaar oplevert.

  2. Sluit de toren indien nodig (zie "De toren sluiten").

  3. Ontgrendel de noodstopknop (1) door deze in een willekeurige richting te draaien.

  4. Druk twee seconden op de drukknop (2).

De noodstopknop wordt ontgrendeld en de robot hervat zijn taken.

Led-statusweergave

De led-balk geeft informatie over de status van de robot.

Bij de led-statusweergave worden de volgende kleuren gebruikt:

  • Wit: Neutrale informatie, d.w.z. de robot is stand-by.

  • Oranje: Operationele informatie, d.w.z. robot geeft een richting aan.

  • Rood: De robot heeft een fout, d.w.z. ingreep is noodzakelijk.

  • Groen: De robot wordt opgeladen.

De volgende toestanden worden momenteel gecommuniceerd via de led-statusweergave:

  • Stand-by: Voor- en achter-led knipperen wit.

  • Opladen: Voor- en achter-led knipperen groen.

  • Volledig opgeladen: Voor- en achter-led zijn ononderbroken groen.

  • In gebruik: Voor- en achter-led knipperen wit of oranje.

  • Navigeren: Rijrichting-led ononderbroken wit en achteruitrij-led ononderbroken rood.

  • Fout: Voor- en achter-led knipperen rood.

JavaScript errors detected

Please note, these errors can depend on your browser setup.

If this problem persists, please contact our support.